Dag 6 | Þórsmörk – Fimmvörðuhals – Þórsmörk
Dag 6 werd de pittigste dag. En niet in ‘t minst vanwege m’n keelpijn. Dat maakte dorstig, maar zeker ook de zonnewarmte om maar niet te spreken van de klim die we voor de boeg hadden: 1000 meter de hoogte in en een wandeling van 8 á 9 uur.
Het begon al goed. We waren nog niet vertrokken – ‘en groupe’ in ganzenpas achter de gids aan de eerste 100 meter afgelegd – of ik besefte dat ik m’n nordic-walking-stokken (die ik leende van de Amerikaanse jongeman Brian, die met zijn ouders en zus mee was, en blij dat hij ervan verlost was, van die stokken dus) was vergeten. Nou hup snel terug. Ik trek een sprintje, met wat logge stappen door de zware bergschoenen.
Als ik hijgend terugkom zie ik de groep alsnog een warming-up doen die aanvankelijk was overgeslagen om onduidelijke redenen. Dus niets aan de hand eigenlijk. Ik bedoel er had ook een van ergernis briesende groep kunnen staan wachten op me. Maar zo was ‘t niet. Het zou ook wat zijn hee. Toch voelde ik me bezwaard. Enfin. Dus. Ik deed nog even mee met het staartje van de warming-up. Zwaai met m’n armen en draai met m’n heupen. En daar gaan we.
Bepakt en bezakt met een stevige lunch (broodje zalm én broodje ei – weer eens wat anders dan kaas) en hopelijk voldoende water! ‘Heb je maar één liter bij je?’ zegt Bill, een van de Amerikanen. ‘Dat is ook niet veel.’ ‘Hoeveel heb jij dan bij je?’ vraag ik verbaasd, want twee flessen water met een halve liter, plus lunch, plus jack, plus muts, waterschoenen, handschoenen, handdoek en ga zo maar door, is allemaal bij elkaar al best een gewicht op je schouders. ‘Het dubbele. En ik drink ook behoorlijk voor vertrek en bij thuiskomst. Alles bij elkaar zo’n vier liter.’ Het zweet breekt me uit. En dat alleen al is niet heel handig, want dat betekent vochtverlies. Maar tot nu toe is het goed gegaan met deze ene liter en de extra koffie en thee onderweg. Dus ik zal heus niet omkomen van de dorst. Al vraagt mijn lijf wel om meer vocht dan anders met deze keel. Enfin… De klim kon beginnen.
‘Don’t look down’
Ik wist eigenlijk niet goed wat ons te wachten stond. Maar een tocht met zoveel schoonheid, zoveel spectaculaire uitzichten en woestenij, even grote hoogten met eeuwige sneeuw, als zwaar dreigende diepten, oeroud gebergte, immense gletsjers – waar op een gegeven moment in de verste verte met zoveel kabaal een stuk vanaf brak en in de diepte stortte, alsof de beruchte gletsjer-reus een rotsblok op zijn grote teen kreeg – maar ook knalgroene weiden met gele bloempjes waar we als Heidi en Peter overheen dartelden, en niet te vergeten die ‘nieuwe’ lava, pas dertien jaar jong en de kraters…
Deze dag had ik niet willen missen. Maar makkelijk was ‘t geenszins. Er zaten af en toe extreem moeilijke stukken tussen. ‘Don’t look down’ riep ik olijk tegen de wandelaar achter me, de Britse Nick, bij een pad zo smal dat het de ruggengraat van een kat wordt genoemd. Doe je dat wel, op het smalste punt naar beneden kijken, dan begint alles te draaien en verlies je je focus en grip.
En ja dan… Duizelingwekkende hoogte, zoals dat heet. Nogal ja!
‘Hee, dat is toch de titel van een film?’ zeg ik.
‘Wat?’ zegt Nick terwijl hij stap voor stap verder klautert.
‘Don’t look down!’ roep ik, en probeer hypergefocust door te stappen over dit kronkelige pad op deze griezelige hoogte.
‘Don’t look now!’ corrigeert hij me. ‘Met Donald Sutherland.’
En vervolgens ontspint zich een gesprek over al dan niet favoriete films, waar op een gegeven moment bijna de hele groep zowaar aan deelneemt. Films zoals ‘The Godfather en Sneeuwwitje (ja echt! Die van Disney. Maar wel de oorspronkelijke versie uit de jaren 40 of 50 meen ik) tot Novecento (!), Once upon a time in the West, The Wizard of Oz (met Judy Garland), Singing in the rain en Sound of Music (die mocht natuurlijk niet ontbreken) passeerden de revue. Interessant dat er zo weinig hedendaagse films genoemd werden. Ik probeerde het nog even met de hit ‘The Triangle of Sadness’ van de Zweedse regisseur Ruben Östlund. Nick kende die film wel. De Amerikanen hadden er nog nooit van gehoord.
Ervaringen van een ‘hoogtevreezer’
Die smalle ‘ruggengraat’ bleek nog niets vergeleken met het volgende pad langs een bergrug. We moesten op een gegeven moment langs zo’n smalle richel lopen met nauwelijks houvast en een gapende diepte van heb ik jou daar. En toen stonden we daar midden op die richel, want ‘t ging niet zo snel daar voorin en ik was de een na laatste… Ik stond daar. Stil. En dat stilstaan boven die diepte! Wat een verschrikking. Echt doodeng. Het voelde alsof het ravijn aan mijn voeten begon te trekken. Of nee liever alsof de gapende diepte met zijn zwaarte ging hangen aan mijn toch al best vermoeide benen. Dat gewicht zou ik niet lang kunnen dragen. In mijn hele lijf ging een alarm af. En ik kon geen kant op. Ik denk dat ik nooit eerder zo’n angst heb gevoeld. De tranen biggelden over mijn wangen van pure angst. Ook niet heel handig want m’n zicht werd er niet beter op! Eigenlijk durfde ik niet verder, dacht dat m’n benen zouden bezwijken bij de eerstvolgende stap en in de diepte zou verdwijnen bij de minste of geringste beweging. De vrouw van dat best leuke Britse stel stond achter me – godzijdank – en sprak me bemoedigend toe. Heel lief. En zo lukte het om verder te komen. Maar dat was nog maar de heenweg. We moesten ook nog terug….
De terugweg, of liever de afdaling ging makkelijker en een stuk sneller. Bij die ultrasmalle richel liet onze geniale gids de hoogtevrezers voorgaan (ik was toch niet de enige die geen fan was van balanceren op een smalle richel op dit soort hoogtes) en gaf ons geen tijd om stil te blijven staan. Voor ik het wist was ik aan de andere veilige kant. En bij die kronkelige ‘ruggengraat’ pakte Emma, de gids, me bij de hand. Ik kreeg weer geen tijd om na te denken en volgde haar instinctief. We zwierden eroverheen als een stijldanskoppel door de balzaal. Prima.
De laatste etappe van de dag
Ik had begrepen dat de afdaling even lang zou duren als de klim, wat me niet logisch leek. Maar je moest echt behoedzaam naar beneden lopen, want anders kostte het je knieën en je kunt ook makkelijk uitglijden. Dus nou ja het zal wel, dacht ik. Toch leek de terugweg veel sneller te gaan. En dat beaamde onze gids.
‘De afstand was even groot maar niet de tijdsduur.’ Benadrukte ze nog even. Ja eeeh dûh…! Enfin… even later, of nou ja 81/2 uur later, waren we weer beneden. Aan de voet van de berg was een bar. Open! Uitgeteld gingen we zitten en vierden deze fantastische dag met gekoelde mixdrankjes in een blikje: Gin & Lemon en Vodka & Ginger. De hoeveelheid alcohol kwam neer op 4%. Heel netjes dus, alleen niet voldoende om de bacteriën in mijn neus en keel te doden. Helaas!
Bij het laatste avondmaal werden we beloond met een goed maal met heerlijk mals IJslands lamsvlees. Het Britse koppel, Nick en Katrina, de meest ervaren wandelaars, trakteerden op zang bij het toetje met een geheel eigen versie op het lied: ‘When you need A friend.’ Nee wacht zo heet dat lied niet. Maar daar ging ’t wel over. Nou ik moet er even over nadenken.
Kennelijk is ’t ook de bedoeling om op de laatste dag een fooi te geven aan de gids. Maar dan moet je wel cash bij je hebben! Geen idee hoe ik me hier nu weer uit moest redden. Pfffffff, weer een blunder rijker. God, wat voelde ik me af en toe onhandig…